CPD POSITIE EN ROL
Het CPD is dé belangenvereniging voor praktiserende dierenartsen. Het CPD behartigt de belangen van practici vanuit een onafhankelijke positie.
Hoe ziet het CPD haar positie en rol?
Een breed scala belanghebbenden oefent invloed uit op de practicus en de dierenartspraktijk. In de aanpak van het CPD staan centraal: de autonome professionele deskundigheid, het werkbaar houden van het vak en de rechtsbescherming van de praktiserende dierenarts. Kernpunten om het vak met plezier uit te kunnen oefenen. Daarbij wordt ingezet op doelvoorschriften die aansluiten bij professioneel handelen in plaats van middelvoorschriften die veelal tot stand komen als regelreflex op (incidentele) gebeurtenissen.
De positie en rol van het CPD is het eenvoudigst uit te leggen aan hand van normstelling, handhaving en de invloed van belanghebbenden daarin op de practicus en de praktijk.
Wat normstelling betreft gaat het om:
- het publieke stelsel: de overheid legt in een democratisch proces wetgeving vast en handhaaft deze. Het betreft zowel Europese bepalingen (de diergeneeskunde is een Europees gereguleerd beroep met Richtlijn 2005/36/EG (beroepskwalificatie) en Richtlijn 2006/123/EG (dienstenrichtlijn), als nationaal bepalingen: het wettelijke kader, ministerieel beleid en het interventiebeleid van handhandhavende instanties.
- het private stelsel met voor de Europese en derhalve Nederlandse dierenarts de professionele standaard de European Veterinary Code of Conduct op- en vastgesteld door Federation of Veterinarians of Europe. Nationaal valt onder het private stelsel de (kwaliteits-)regelingen voor dierenartsen zoals de ‘geborgde’, ‘erkende’, ‘gecertificeerde’ dierenarts. Voor houders van voedselproducerende dieren betreft het de sectorale (IKB- / kwaliteits-) systemen waarin veelal opgenomen bepalingen m.b.t. diergeneeskundige dienstverlening.
- het particuliere stelsel: voor dierenartsen is als voorbeeld te noemen het vrijwillige Centraal Kwaliteitsregister Dierenartsen (CKRD) van de beroepsvereniging Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD), met een collectief lidmaatschap van NVWA-dierenartsen. KNMvD stelt vanuit haar statuten eigen particuliere regelingen op. KNMvD heeft haar CKRD-register ondergebracht bij dierenartsencoöperatie Dactari. Voor houders van (voedselproducerende) dieren zijn in het particuliere stelsel als voorbeeld te noemen de leveringsvoorwaarden die in de 'keten' aan deelnemers worden opgelegd waarin veelal ook bepalingen voor de dienstverlening door de dierenarts zijn opgenomen, zoals bijvoorbeeld KoeMonitor in de zuivelketen.
Wat handhaving betreft gaat het:
- in het publieke stelsel om het bevorderen van regel geleid gedrag vanuit een punitieve aanpak op grond van ‘leedtoevoeging'. NVWA hanteert daarbij onder andere een aanpak waarin meldingen gedaan kunnen worden m.b.t. in nood of gewonde dieren (telefoon 144); dierziekten: meldingsplichtige dierziekten; overtreding van regels bijvoorbeeld ophokplicht; dode wilde (water)vogels; dierenwelzijn: veevervoer, hitte- of koudestress, boerderijdieren, honden en katten, andere dieren (circus, dierentuindieren, dieren in dierenwinkels en proefdieren); diergeneesmiddelen en diergeneeskundige handelingen door onbevoegden; diervoeder; illegale handel beschermde en exotische dieren en reuzenteek en exotische muggen.
- in het private stelsel om het bevorderen van regel geleid gedrag op het naleven van gestelde (boven-)wettelijke eisen vanuit een mogelijkheid tot herstel op een vastgestelde tekortkoming. Private kwaliteitsregelingen werken met beoordelings- en sanctieprotocollen. Voldoet het herstel niet dan betekent dat de deelname aan de regeling wordt gestopt.
- in het particuliere stelsel op het stimuleren van eigen leden via eigen statuten en regelingen. Bijvoorbeeld het KNMvD eigen CKRD waarbij valt op te merken dat, met uitzondering van de nascholingseis, leden en CKRD-geregistreerden niet op het naleven van de eigen veteriniare veldnormen worden beoordeeld. Daarmee ontbreekt inzicht op werkbaarheid, toetsbaarheid, naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de KNMvD eigen bepalingen.
Wat betreft de belangenbehartiging en de positie en rol van het CPD speelt:
- voor het publieke stelsel het functioneren van regelgeving en handhaving gericht op de beginselen van behoorlijk bestuur; verkrijgen van duidelijkheid wat betreft de 'open norm': wat wel en wat niet als algemeen verbindend voor de doelgroep is te beschouwen én issues rond de rechtsbescherming van practici.
- voor het private stelsel in het bijzonder issues rond regulering van de markt en de omgang met privacy en gegevens van de dierenarts(-praktijk) en klanten. De belangen van practici worden behartigd om het vak in het publiek-private stelsel werkbaar te houden.
- voor het particuliere stelsel dat het CPD een onafhankelijke positie inneemt waarin werkbaarbeid, toetsbaarheid, naleefbaarheid en handhaafbaarheid van bepalingen aan de orde wordt gesteld.
Het CPD neemt deel in de publiek-private-particuliere samenwerking onder andere:
- de samenwerking bij meldings- en bestrijdingsplichtige dierziekten;
- communicatie naar (aanstaande) houders van gezelschapsdieren waar het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren praktische, betrouwbare en deskundig advies en tips geeft voor een heel huisdierleven lang.
- de deelname in het Vertrouwenloket Welzijn Landbouwhuisdieren.
Nadere toelichting publieke stelsel
Voor de praktiserende dierenarts is de overheid het bevoegd gezag. De praktische beroepsuitoefening in de vrije markt is mogelijk op basis van inschrijving in het diergeneeskunderegister.nl van het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG). De handhaving vanuit de overheid betreft:
- bijzondere interventies: nalevingshulp, schriftelijke waarschuwing;
- bestuursrecht: herstelsanctie (last onder dwangsom of bestuursdwang); bestuurlijke boete en strafrecht / economisch delict;
- veterinaire tuchtrecht en
- de mogelijkheid de vergunning voor kleinhandel te ontnemen. Bij het ontnemen van de vergunning kan de betreffende practicus geen diergeneesmiddelen meer toepassen en leveren.
Bij wetgeving en handhaving speelt vanuit het publieke algemene belang steeds de vraag op welke wijze nadere uitleg van wettelijke regels i.c. de 'open normen' als algemeen verbindend voor de gehele beroepsgroep kunnen worden beschouwd dan wel bepaald. In het publieke stelsel heeft de overheid daarvoor diverse mogelijkheden ter beschikking om te 'sturen' op het diergeneeskundige handelen, zoals:
- een toelichting bij wettelijke bepalingen. Een voorbeeld hiervan is een verwijzing naar een indeling voor de keuze bij de inzet van antimicrobiële middelen in verband met de behandeling van zieke dieren.
- het ministerieel aangestuurde interventiebeleid door handhavende organisaties waarin aan een doelgroep uitleg wordt gegeven wat er wordt verwacht en wat de consequenties van niet naleven inhouden. Voorbeeld is het NVWA interventiebeleid diergeneesmiddelen op grond van Verordening diergeneesmiddelen 2019/6 van 11 december 2018 die sinds 28 januari 2022 in de EU-lidstaten in werking is getreden inclusief het daarmee verbandhoudende Besluit diergeneesmiddelen 2022 en Regeling diergeneesmiddelen 2022: het NVWA specifieke interventiebeleid diergeneesmiddelen.
- publicatie op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van veelal tussen overheid en private/particuliere partijen afgestemde werkwijze dan wel adviezen. Voorbeeld hier is de RVO-webinformatie 'diergeneesmiddelen' in verband met de Verordening diergeneesmiddelen 2019/6 waarin in de vorm van veel gestelde vragen en/of nieuwsbrieven uitleg wordt gegeven wat er van de praktiserende dierenarts en ook van houders van dieren wordt verwacht.
- een verzoek aan de minister van LVVN om op grond van artikel 8.44 Wet dieren een Gids voor Goede Praktijk te beoordelen. Voorbeeld hier zijn de 'vrijstellingen voor bedrijven met een blijvend laag antibioticumgebruik' waarbij de private 'gidsen' via de website van RVO als algemeen verbindend voor de doegroep zijn vastgesteld. Zo zijn er gidsen vastgesteld voor houders van melkrundvee, vleeskalveren en varkens. Voor praktiserende dierenartsen is daarvan geen voorbeeld beschikbaar.
Binnen het publieke stelsel zijn derhalve diverse mogelijkheden om het algemeen belang m.b.t. invulling van de 'open norm' richting te geven en te borgen. Wat betreft de 'open norm' ziet het CPD een sterke drang naar private regels gericht op gedrag die veelal worden ingegeven door regelreflexen op gebeurtenissen. Wat betreft 'open normen' spant het CPD zich in om de verantwoordelijkheden op de juiste plaats te verankeren. Het CPD is voorstander van een werkbare invulling die praktisch en niet star is en de practicus als autonoom onafhankelijk professional in het uitoefenen van de dagelijkse praktijk bij beslissingen ondersteunen.
Voor practici en praktijk onderhoudt het CPD voor het 'publieke domein' contacten over relevante regelgeving en het daaraan gelieerde ministerieel- en interventiebeleid. Dat start veelal vóór de consultatiefase voor Europese en nationale wetgeving gevolgd door consulatie waarin inbreng mogelijk is. Agenderen, mobiliseren en effectueren neemt veelal maanden en vaak jaren in beslag. Waar wetgeving en/of handhaving in de praktijk niet werkbaar blijkt onderneemt het CPD actie. Een voorbeeld is het initiatief tot aanpassing van de UDD-regeling die per 1 januari 2017 is gewijzigd en waarvan de aanpassingen op verzoek van het CPD zijn geëvalueerd. De CPD-inzet heeft geleid tot een beter werkbare UDD-regeling waarmee de verbinding met de uitvoering is verbeterd.
Een actueel verzoek dat op 13 juni 2023 bij het toenmalige ministerie van LNV is neergelegd betreft het schrappen van de aanvullende eisen m.b.t. het BedrijfsBehandelPlan (artikel 5.18 t/m 5.21) uit de Regeling Diergeneeskundigen. Het betreft bepalingen uit de periode van het opheffen van de Productschappen in 2014 en inmiddels overlappende eisen m.b.t. de Europese Verordening diergeneesmiddelen 2019/6 en het Besluit en de Regeling diergeneesmiddelen 2022. Verder is meer recent naar het ministerie van LVVN aangegeven dat haar (ambtelijke) idee te komen tot een bioveiligingsplan voor houders van dieren via de Regeling diergeneeskundigen geen juiste aanpak is. De bepalingen horen thuis bij de direct verantwoordelijke namelijk de houder en wel in het Besluit dan wel Regeling houders van dieren of als Gids voor Goede Praktijk voor pluimveehouders via procedures Wet dieren artikel 8.44. Feitelijk betreft het huidige ambtelijke idee een nationale kop op Europese diergezondheidswetgeving (Verordening (EU) 2016/429): klik hier. Met een Gids voor Goede Praktijk bioveiligheid is een nationale wettelijke kop op de Europese diergezondheidswetgeving (Verordening (EU) 2016/429) overbodig.
Het discours over de positie en rol van de praktiserende dierenarts met de overheid loopt inmiddels enkele decennia. Vanuit het stakeholdersperspectief zijn wat betreft kwaliteit en kwaliteitsborging daarin ervaringen opgedaan met private (erkennings-) regelingen waaronder de ACM leidraad samenwerking tussen concurrenten, de omgang met de gegevens vanuit de Algemene Verordening Gegevensbescherming evenals het functioneren van publiek- en private handhavingsinstrumenten.
Sluimerend ongemak over de 'open norm', het publiek-private-particuliere stelsel en het al dan niet algemeen verbindend zijn van regels die invulling geven aan de 'open norm' was voor het toenmalige ministerie van LNV aanleiding om onderzoek te initieren. Het betreft zowel onderzoek naar positie en rol van de praktiserende dierenarts inclusief kwaliteit en kwaliteitsborging van de diergeneeskundige beroepsuitoefening als de arbeidsmarkt voor dierenartsen. Ook de eigen rol van het ministerie speelde in het discours een rol o.a. naar aanleiding van een kritisch rapport van de Nationale Ombudsman van 26 november 2020 in de relatie ministerie, NVWA, de door de minister aangewezen klachtenambtenaar en het Veterinaire Tuchtcollege (VTC). Voor het CPD was dat rapport aanleiding voor het stellen van vragen aan de toenmalige minister van Rechtsbescherming. Op 2 mei 2024 is respons ontvangen op vragen die op 18 maart 2021 door het ministerie van Justitie en Veiligheid zijn doorgestuurd naar het ministerie van LNV. In het ambtelijke antwoord wordt aangegeven dat procedures zijn aangepast en er een evaluatie van het veterinaire tuchtrecht wordt overwogen.
In het Berenschot onderzoek ‘positie en rol dierenarts en kwaliteitsborging diergeneeskundige beroepsuitoefening’ ziet het CPD dat de onderzoekers van Berenschot constateren dat zij feitelijk geen onvoldoende kwaliteit van de diergeneeskundige beroepsuitoefening hebben kunnen vaststellen. Wat betreft het onderzoeksrapport 'arbeidsmarkt dierenartsen' hebben de onderzoekers van Stichting Economisch Onderzoek (SEO) aan de hand van beschikbare informatie niet kunnen vaststellen dat er op dat moment sprake is van een tekort dat groter is dan tekorten in andere beroepen. Het gaat om een geprecipieerd tekort waarop voor de langere termijn reeds actie is ondernomen door de instroom op de Faculteit Diergeneeskunde te verhogen. Op moment van het onderzoek gaat het voor de meeste deelsectoren om een gezonde arbeidsmarkt.
Op 23 december 2022 heeft toenmalig minister van LNV Piet Adema zijn appreciatie over de 'onderzoeken veterinaire veld' samen met de beslisnota van 4 oktober 2022, het Berenschot onderzoek ‘positie en rol dierenarts en kwaliteitsborging diergeneeskundige beroepsuitoefening’ inclusief het onderzoeksrapport 'arbeidsmarkt dierenartsen' uitgevoerd door Stichting Economisch Onderzoek en Geelen Consultancy aan de Kamer gestuurd. In de brief wordt de aanleiding voor de onderzoeken geduid en presenteert de minister zijn conclusies en aanbevelingen. Tevens geeft de minister zijn beoordeling en het plan om tot breed gedragen afspraken en tijdspad voor versterking van het veterinaire beroep te komen. De minister gaf aan het plan binnen één jaar, onder leiding van een onafhankelijk voorzitter, tot stand te brengen en zag daarin ook voor zijn ministerie een rol.
In navolging daarop is het 'Bestuurlijk Overleg Veteriniare Professie' (BOVP) op 5 juli 2023 gestart. In het BOVP namen deel het ministerie van LNV en de Chief Veterinary Officer (tevens de door de minsiter asangewezen klachtenambtenaar); Faculteit Diergeneeskunde; Vedias, de beroepsvereniging voor paraveterinair dierenartsassistenten; KNMvD, de beroepsvereniging voor dierenartsen mede vanuit haar positie van het collectieve lidmaatschap van NVWA-dierenartsen en het CPD, de belangenvereniging voor praktiserende dierenartsen. In het opgavenetwerk richten de gesprekken zich onder andere op de toekomstgerichte herijking wat vanuit het publieke stelsel tot het algemeen belang behoort. Daarmee ligt het 'stelsel' en de positie en rol van de stelselverantwoordelijken opnieuw op de tekentafel.
Het BOVP heeft op 15 juli 2024 haar visiedocument 'Vet voor elkaar' gepubliceerd dat via een nieuwsbericht is gedeeld. In de visie staat het functioneren van het geheel i.c. het stelsel van CIBG-geregistreerde beroepen: dierenartsen, dierenartsassistenten paraveterinair, dierfysiotherapeuten en embryotransplanteurs/-winners. De betrokkenheid van de dierenarts tot de paraveterinaire beroepen is immers vastgelegd in hoofdstuk 3 van het Besluit diergeneeskundigen. In de visie bestaat consent op het inrichten van een systematiek van herregistratie voor CIBG-geregistreerde beroepen met nascholing als grondslag. Tevens zijn diverse mogelijkheden voor organisatievormen in kaart gebracht.
Wat betreft het publieke, private en particuliere stelsel is in het BOVP het model Sturing en Verantwoording gehanteerd en heeft het CPD haar visie op het huidige stelsel geduid: klik hier.
Het BOVP visiedocument 'Vet voor Elkaar' geeft richting voor de vervolgstap te komen tot één Beroepsorganisatie Veterinaire Veld. In navolging daarop is op 18 december 2024 met het overdragen van een bestuurlijke opdracht aan kwartiermaker Hans Schirmbeck de vervolgstap gezet.
Goede Veterinaire Praktijk
De definitie 'Goede Veterinaire Praktijk' is in het periodieke bestuurlijke overleg SGD - CPD - KNMvD op 18 augustus 2021 als volgt vastgesteld:
Onder GVP wordt verstaan: 'de professionele diergeneeskundige dienstverlening volgens de principes van One Health, met aandacht voor:
- de gezondheid en het welzijn van het dier;
- zoönosen, voedselveiligheid en andere risico’s voor de volksgezondheid; en
- mogelijke ongewenste effecten van diergeneeskundig handelen op het milieu.
De dierenarts voert de diergeneeskundige dienstverlening zorgvuldig, volledig, inzichtelijk, borgbaar en toetsbaar uit op basis van de nationale en Europese wettelijke bepalingen en in lijn met het actuele kennisniveau betreffende de diergeneeskundige dienstverlening voor de individuele diersoort en/of de individuele patiënt.
De dierenarts is zich bewust van haar/zijn sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid bij de diergeneeskundige dienstverlening en onderhoudt een respectvolle en vertrouwensvolle relatie met de eigenaren van dieren en collegae in de zorg voor het dier.’
Voor de Nederlandse practicus betekent de vastgestelde definitie voor GVP m.b.t. de punten borgbare en toetsbare dienstverlening:
- dat naar officiële controle instanties, zoals bijvoorbeeld NVWA / ANVS verantwoording kan worden afgelegd over het handelen ten opzichte van het wettelijke kader;
- dat de geregistreerde Geborgde Dierenarts of GDN-dierenarts verantwoording kan afleggen aan de controlerende instelling waarmee SGD respectievelijk IKB-Nederland als regelingenhouder voor haar regelingen een overeenkomst heeft gesloten;
- particuliere verenigingen of coöperaties van dierenartsen voor eigen leden en eigen regelingen en daaraan gekoppelde of uitbestede registers zoals het KNMvD-CKRD bij PE-veterinair van Dactari, een eigen verantwoordelijkheid hebben.
Wat betreft het nationale veterinaire antibioticumbeleid loopt er een traject dit onpartijdig en onafhankelijk te positioneren waarbij de uitgangspunten zich richten op adviezen van EMA/AMEG: de indeling voor verstandig en verantwoord gebruik van antibiotica bij dieren van 9 juli 2020 waaraan het assessment van Committee for Medicinal Products for Veterinary use (CVMP) en Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) van 19 december 2019 ten grondslag ligt. Het CPD heeft het initiatief genomen voor de adviezen in de vorm van Standard Operating Procedures en waar het nuttig is de prakticus bij te staan met een 'beslisondersteuner'. Het NWVAB-project is met ondersteuining van het ministerie van LVVN begin 2025 gestart en heeft een looptijd van twee jaar.
Belangenbehartiging
Het CPD richt zich op de belangen van practici en praktijken, het werkbaar houden van het vak én de rechtsbescherming van de practicus.
Het CPD biedt practici de ruimte om vanuit een onafhankelijke positie lobby te voeren, waar nodig invloed uit te oefenen of relevante acties te ondernemen. (Ont-)regelen gaat aan (de-)regulering vooraf en omgekeerd: DON'T JUST FOLLOW US, JOIN US