CPD de vereniging ván en vóór practici


Het CPD is dé onafhankelijke belangenbehartiger ván, vóór en dóór practici. Die inzet wordt gewaardeerd. Het werkbaar houden van het vak voor de beste zorg voor het dier staat daarin centraal. Kern daarin is het autonoom professionele handelen. Practici met hart en pass...


Leden info

CPD POSITIE EN ROL

Het CPD is dé belangenvereniging voor praktiserende dierenartsen. Het CPD behartigt de belangen van practici vanuit een onafhankelijke positie.

 

Hoe ziet het CPD haar positie en rol? 

Een breed scala belanghebbenden oefent invloed uit op de practicus en de dierenartspraktijk. In de aanpak van het CPD zijn de autonome professionele deskundigheid, het werkbaar houden van het vak en de rechtsbescherming van de praktiserende dierenarts leidend. Kernpunten om het vak met plezier uit te kunnen oefenen. Daarbij wordt ingezet op doelvoorschriften die aansluiten bij professioneel handelen in plaats van middelvoorschriften die veelal tot stand komen als regelreflex op gebeurtenissen.  

 

De positie en rol van het CPD is het eenvoudigst uit te leggen aan hand van normstelling, handhaving en de invloed van belanghebbenden daarin op de practicus en de praktijk.

 

Wat normstellling betreft gaat het om:

  • het publieke stelsel: de overheid zowel vanuit Europees als nationaal perspectief: het wettelijke kader, ministerieel beleid en het interventiebeleid van handhandhavende instanties;
  • het private stelsel: de (kwaliteits-)regelingen voor dierenartsen zoals de ‘geborgde’, ‘erkende’, ‘gecertificeerde’ dierenarts. Voor dierhouders van voedselproducerende dieren de sectorale (IKB- / kwaliteits-) systemen waarbij zij zelf bepalen daaraan deel te nemen en waarin veelal ook bepalingen m.b.t. diergeneeskundige dienstverlening zijn opgenomen; 
  • het particuliere stelsel: voor dierenartsen bijvoorbeeld het vrijwillige Centraal Kwaliteitsregister Dierenartsen (CKRD) van de KNMvD dat door haar is ondergebracht bij dierenartsencoöperatie Dactari. Voor dierhouders van voedselproducerende dieren vallen in het particuliere stelsel bijvoorbeeld leveringsvoorwaarden die in de keten worden opgelegd zoals bijvoorbeeld KoeMonitor in de zuivelketen. Ook daarin zijn bepalingen voor de diergeneeskundige dienstverlening opgenomen.

 

Wat handhaving betreft gaat het:

  • in het publieke stelsel om het bevorderen van regel geleid gedrag gekenmerkt door een punitief karakter op grond van ‘leedtoevoeging'; 
  • in het private en particuliere stelsel om het naleven van gestelde (boven-)wettelijke eisen  gericht op het stimuleren van herstel op een vastgestelde ‘tekortkoming’.  

 

Wat betreft de belangenbehartiging en de positie en rol van het CPD speelt:

  • voor het publieke stelsel het functioneren van regelgeving en handhaving; duidelijkheid wat betreft de 'open norm: wat is wel en wat niet als algemeen verbindend te beschouwen voor de doelgroep; issues rond de rechtsbescherming van practici én de beginselen van behoorlijk bestuur; 
  • voor het private en particuliere stelsel in het bijzonder issues rond regulering van de markt en de omgang met privacy en de gegevens van de dierenarts(-praktijk) en klanten;
  • voor alle stelsels de werkbaarbeid, toetsbaarheid, naleefbaarheid en handhaafbaarheid van regels. 

 

Het publieke stelsel en algemeen belang 

 

Europees perspectief

De diergeneeskunde is een Europees gereguleerd beroep: Richtlijn 2005/36/EG (beroepskwalificatie) en Richtlijn 2006/123/EG (dienstenrichtlijn).

 

Nationaal perspectief

De overheid legt in een democratisch proces wetgeving vast en handhaaft deze. Voor de praktiserende dierenarts is de overheid het bevoegd gezag. De praktische beroepsuitoefening in de vrije markt is mogelijk op basis van inschrijving in het diergeneeskunderegister.nl van het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG). De handhaving vanuit de overheid betreft

  • bijzondere interventies: nalevingshulp, schriftelijke waarschuwing; 
  • bestuursrecht: herstelsanctie (last onder dwangsom of bestuursdwang); bestuurlijke boete en strafrecht / economisch delict;
  • veterinaire tuchtrecht en
  • de mogelijkheid de vergunning voor kleinhandel te ontnemen. Bij het ontnemen van de vergunning kan de betreffende practicus geen diergeneesmiddelen meer toepassen en leveren.

 

Bij wetgeving en handhaving speelt vanuit het publieke belang steeds de vraag op welke wijze nadere uitleg van wettelijke regels i.c. de 'open normen' als algemeen verbindend voor de gehele beroepsgroep kunnen worden bepaald. In het publieke stelsel heeft de overheid daarvoor diverse mogelijkheden ter beschikking om te 'sturen' op het diergeneeskundige handelen, zoals:

  • een toelichting bij wettelijke bepalingen. Een voorbeeld hiervan is een verwijzing naar een indeling voor de keuze bij de inzet van antimicrobiële middelen in verband met de behandeling van zieke dieren. 
  • het interventiebeleid door handhavende organisaties waarin aan een doelgroep uitleg wordt gegeven wat er wordt verwacht en wat de consequenties van niet naleven inhouden. Voorbeeld is het NVWA interventiebeleid diergeneesmiddelen op grond van Verordening diergeneesmiddelen 2019/6 van 11 december 2018 die sinds 28 januari 2022 in de EU-lidstaten in werking is getreden inclusief het daarmee verbandhoudende Besluit diergeneesmiddelen 2022 en Regeling diergeneesmiddelen 2022. Het NVWA specifieke interventiebeleid diergeneesmiddelen is op 2 juni 2023 openbaar gemaakt met de mededeling dat de maatregelen vanaf 15 augustus 2020 gelden. 
  • publicatie op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van veelal tussen overheid en private partijen afgestemde werkwijze dan wel adviezen. Voorbeeld hier is de 'Gewijzigde regels voor diergeneesmiddelen' in verband met de Verordening diergeneesmiddelen 2019/6 waarin in de vorm van veel gestelde vragen en/of nieuwsbrieven uitleg wordt gegeven wat er van de praktiserende dierenarts en ook van dierhouders wordt verwacht. 
  • een verzoek aan de minister van LVVN om op grond van artikel 8.44 Wet dieren een Gids voor Goede Praktijk te beoordelen. Voorbeeld hier zijn de 'vrijstellingen voor bedrijven met een blijvend laag antibioticumgebruik' waarbij de private 'gidsen' via de website van RVO als algemeen verbindend zijn vastgesteld. Voor praktiserende dierenartsen is daarvan geen voorbeeld beschikbaar.

 

Binnen het publieke stelsel zijn derhalve diverse mogelijkheden om het algemeen belang m.b.t. invulling van de 'open norm' richting te geven en te borgen. Wat betreft de 'open norm' ziet het CPD een sterke drang naar private regels gericht op gedrag die veelal worden ingegeven door regelreflexen op gebeurtenissen.  Wat betreft 'open normen' is het CPD voorstander van een werkbare invulling die praktisch en niet star is en de practicus als autonoom onafhankelijk professional in het uitoefenen van de dagelijkse praktijk bij beslissingen ondersteunen.

 

Voor practici en praktijk onderhoudt het CPD voor het 'publieke domein' contacten over relevante regelgeving en het daaraan gelieerde interventiebeleid. Dat start veelal vóór de consultatiefase voor Europese en nationale wetgeving gevolgd door consulatie waarin inbreng mogelijk is. Agenderen, mobiliseren en effectueren neemt veelal maanden en vaak jaren in beslag. Waar wetgeving en/of handhaving in de praktijk niet werkbaar blijkt onderneemt het CPD actie. Een voorbeeld is het initiatief tot aanpassing van de UDD-regeling die per 1 januari 2017 is gewijzigd en waarvan de aanpassingen op verzoek van het CPD zijn geëvalueerd. De CPD-inzet heeft geleid tot een beter werkbare UDD-regeling waarmee de verbinding met de uitvoering is verbeterd.

 

Een actueel verzoek dat op 13 juni 2023 bij het toenmalige ministerie van LNV is neergelegd betreft het schrappen van de aanvullende eisen m.b.t. het BedrijfsBehandelPlan (artikel 5.18 t/m 5.21) uit de Regeling Diergeneeskundigen. Het betreft bepalingen uit de periode van het opheffen van de Productschappen in 2014 en inmiddels overlappende eisen m.b.t. de Europese Verordening diergeneesmiddelen 2019/6 en het Besluit en de Regeling diergeneesmiddelen 2022. Verder is meer recent richting het ministerie van LVVN aangegeven dat haar (ambtelijke) idee te komen tot een biobeveiligingsplan voor houders van dieren via de Regeling diergeneeskundigen geen juiste aanpak is. De bepalingen horen thuis bij de direct verantwoordelijke de houder in Besluit dan wel Regeling houders van dieren. Feitelijk is het idee een nationale kop op Europese diergezondheidswetgeving (Verordening (EU) 2016/429) en derhalve overbodig: klik hier

 

De discours over de positie en rol van de praktiserende dierenarts met de overheid loopt inmiddels enkele decennia. Vanuit het stakeholdersperspectief zijn wat betreft kwaliteit en kwaliteitsborging daarin ervaringen opgedaan met private (erkennings-) regelingen waaronder de ACM leidraad samenwerking tussen concurrenten, de omgang met de gegevens vanuit de Algemene Verordening Gegevensbescherming evenals het functioneren van publieke handhavingsinstrumenten.

 

Sluimerend ongemak over de 'open norm', het publiek-private-particuliere stelsel en het al dan niet algemeen verbindend zijn van regels die invulling geven aan de 'open norm' was voor het toenmalige ministerie van LNV aanleiding om onderzoek te initieren. Het betreft zowel onderzoek naar positie en rol van de praktiserende dierenarts inclusief kwaliteit en kwaliteitsborging van de diergeneeskundige beroepsuitoefening als de arbeidsmarkt voor dierenartsen. Ook de eigen rol van het ministerie speelde in het discours een rol o.a. naar aanleiding van een kritisch rapport van de Nationale Ombudsman van 26 november 2020 in de relatie ministerie, NVWA, de door de minister aangewezen klachtenambtenaar en het Veterinaire Tuchtcollege (VTC). Voor het CPD was dat rapport aanleiding voor het stellen van vragen aan de toenmalige minister van Rechtsbescherming. Op 2 mei 2024 is respons ontvangen op vragen die op 18 maart 2021 door het ministerie van Justitie en Veiligheid zijn doorgestuurd naar het ministerie van LNV.  In het ambtelijke antwoord wordt aangegeven dat procedures zijn aangepast en er een evaluatie van het veterinaire tuchtrecht wordt overwogen.   

 

In het Berenschot onderzoek ‘positie en rol dierenarts en kwaliteitsborging diergeneeskundige beroepsuitoefening’ ziet het CPD dat de onderzoekers van Berenschot constateren dat zij feitelijk geen onvoldoende kwaliteit van de diergeneeskundige beroepsuitoefening hebben kunnen vaststellen. Wat betreft het onderzoeksrapport 'arbeidsmarkt dierenartsen' hebben de onderzoekers van Stichting Economisch Onderzoek (SEO) aan de hand van beschikbare informatie niet kunnen vaststellen dat er op dat moment sprake is van een tekort dat groter is dan tekorten in andere beroepen. Het gaat om een geprecipieerd tekort waarop voor de langere termijn reeds actie is ondernomen door de instroom op de Faculteit Diergeneeskunde te verhogen. Op moment van het onderzoek gaat het voor de meeste deelsectoren om een gezonde arbeidsmarkt.

 

Op 23 december 2022 heeft toenmalig minister van LNV Piet Adema zijn appreciatie over de 'onderzoeken veterinaire veld' samen met de beslisnota van 4 oktober 2022, het Berenschot onderzoek ‘positie en rol dierenarts en kwaliteitsborging diergeneeskundige beroepsuitoefening’ inclusief het onderzoeksrapport 'arbeidsmarkt dierenartsen' uitgevoerd door Stichting Economisch Onderzoek en Geelen Consultancy aan de Kamer gestuurd. In de brief wordt de aanleiding voor de onderzoeken geduid en presenteert de minister zijn conclusies en aanbevelingen. Tevens geeft de minister zijn beoordeling en het plan om tot breed gedragen afspraken en tijdspad voor versterking van het veterinaire beroep te komen. De minister gaf aan het plan binnen één jaar, onder leiding van een onafhankelijk voorzitter, tot stand te brengen en zag daarin ook voor zijn ministerie een rol.

 

In navolging daarop is het 'Bestuurlijk Overleg Veteriniare Professie' (BOVP) op 5 juli 2023 gestart. In het BOVP namen deel het ministerie van LNV en de Chief Veterinary Officer (tevens de door de minsiter asangewezen klachtenambtenaar); Faculteit Diergeneeskunde; Vedias, de beroepsvereniging voor paraveterinair dierenartsassistenten; KNMvD, de beroepsvereniging voor dierenartsen mede in de positie van het collectieve lidmaatschap van NVWA-dierenartsen en het CPD, de belangenvereniging voor praktiserende dierenartsen. In het opgavenetwerk richten de gesprekken zich onder andere op de toekomstgerichte herijking wat vanuit het publieke stelsel tot het algemeen belang behoort. Daarmee ligt het 'stelsel' en de positie en rol van de stelselverantwoordelijken opnieuw op de tekentafel.

 

 

Het BOVP heeft op 15 juli 2024 haar visiedocument 'Vet voor elkaar' gepubliceerd dat via een nieuwsbericht is gedeeld. In de visie staat het functioneren van het geheel i.c. het stelsel van CIBG-geregistreerde beroepen: dierenartsen, dierenartsassistenten paraveterinair, dierfysiotherapeuten en embryotransplanteurs/-winners. De betrokkenheid van de dierenarts tot de paraveterinaire bereopen is immers vastgelegd in het Besluit en Regeling diergeneeskundigen. In de visie bestaat consent op het inrichten van een systematiek van herregistratie voor CIBG-geregistreerde beroepen met nascholing als grondslag. Tevens zijn diverse mogelijkheden voor organisatievormen in kaart gebracht. 

 

Wat betreft het publieke, private en particuliere stelsel is in het BOVP het model Sturing en Verantwoording gehanteerd en heeft het CPD haar visie op het huidige stelsel geduid: klik hier.

 

Het BOVP visiedocument 'Vet voor Elkaar' geeft richting voor de vervolgstap te komen tot één Beroepsorganisatie Veterinaire Veld. In navolging daarop wordt op 20 november 2024 voor de volgende fase het visiedocument overgedragen aan kwartiermaker Hans Schirmbeck. 

 

Het private stelsel 

 

Op grond van de Europese richtlijnen voor de beroepskwalificatie en de dienstenrichtlijn heeft de Federation of Veterinarians of Europe het initiatief genomen de European Veterinary Code of Conduct  vast te stellen. De 'gids' beschrijft de maatschappelijke rol en positie van de dierenarts ten opzichte van het dier, de klant, het veterinaire team, de maatschappij en de overheid. De 'gids' stelt onder andere eisen aan meer gedetailleerde regels. Die mogen niet discrimineren en dienen noodzakelijk en proportioneel te zijn. Bovendien erkent de 'gids' de dilemma's waar de practicus zich in de dagelijkse praktijk ten aanzien van wet- en regelgeving voor ziet geplaatst.  Deze 'gids' vormt voor het CPD het algemeen afwegingskader voor haar rol en inbreng. Daarbij streeft het CPD naar werkbare oplossingen voor dilemma's waar de practicus zich in het dagelijkse werk voor ziet geplaatst.

 

In aanvulling op het 'publieke stelsel' heeft 'private regulering' grote invloed op de practicus en de praktijk. Waar het publieke stelsel zich richt op het algemeen belang richt het private stelsel zich veelal op nadere bepalingen voor het handelen. Het CPD hanteert daarbij vanuit de European Veterinary Code of Conduct  het uitgangspunt dat nadere bepalingen noodzakelijk en proportioneel zijn en niet mogen discrimineren. Gedetailleerde regels dienen de status te hebben van adviezen die eenvoudig en eenduidig uitlegbaar, werkbaar, toetsbaar, naleefbaar en handhaafbaar zijn waarbij ze tevens op draagvlak kunnen rekenen. Private regels mogen de vakkennis van een dierenarts niet uitschakelen en/of aanleiding zijn voor onduidelijkheid over verantwoordelijkheden.

 

De private regulering van dierenartsen betreft vooral de regelingen gericht op voedselproducerende dieren. Naast een uiterts stringent wettelijk kader zijn er per diersector doelstellingen gericht op onder andere diergezondheid en welzijn met bovenwettelijke regels. Het betreft de regelingen en registers van de Stichting Geborgde Dierenarts (SGD) en IKB-Nederland Gecertificeerde Dierenarts Nederland (GDN). De SGD is voortgekomen uit het convenant antibioticumresistentie dierhouderij (ABRES) van 3 december 2008 waarbij de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) de normstelling van de benchmarkwaarde van het antibioticumgebruik voor (melk-)vee-, geiten-, vleeskalver-, varkens-, pluimvee- en konijnenhouders en ​​​is de Veterinaire Benchmarkindicator (VBi) vaststelt. SGD en GDN hanteren die normen als uitgangspunt voor de regelingen voor dierenartsen. De SGD en GDN regelingen omvatten reglementen, overeenkomsten tussen veehouder en dierenarts, beoordelings- en beslissingsprotocollen en de registers. Voor inbreng vanuit de praktijk heeft het CPD afgevaardigden in de Colleges van Belanghebbenden Geborgde Dierenarts van de SGD. SGD en ook GDN laat geregistreerde dierenartsen voor behoud van het certificaat voor registratie in het SGD- dan wel GDN-register door een controlerende organisatie beoordelen. 

 

Naast het private stelsel gericht op de dierenarts functioneert voor voedselproducerende dieren eveneens de private sectorale kwaliteitssystemen gericht op veehouders die daar op vrijwillige basis aan kunnen deelnemen zoals IKB-varken, IKB-Nederland, Vitaal Kalf, IKB-kip, IKB-ei, KwaliGeit etc. In dat stelsel worden aan veehouders eisen met betrekking tot de dierenarts opgelegd. Met wettelijke bepalingen als uitgangspunt bevatten de private systemen veelal ook bovenwettelijke bepalingen en spelen aspecten van marktregulering en omgang met gegevens van klanten, dierenartsen en praktijken een rol. 

 

Het particuliere stelsel  

 

Voor de Nederlandse practicus is de beroepsvereniging de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMVD) een dominante partij die inzet op regulering. Sinds 2012 heeft de KNMvD de strategische rol van opsteller van 'richtlijnen voor veterinair handelen' ingenomen. De KNMvD stelt dat de 'veterinaire veldnormen' (KNMvD code, -gidsen, -whitepapers, -richtlijnen, -protocollen, -werkinstructies, -leidraden, -modules, -standpunten en publicaties in het KNMvD-verenigingsblad het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en haar website) naast een normstellend ook een handhavend karakter hebben. De eerste tien 'richtlijnen voor veterinair handelen' zijn met financiële steun van de overheid vastgesteld. Het idee was dat een richtlijn bijdraagt aan het oplossen van knelpunten, controverse of risico's in de veterinaire praktijk. KNMvD hanteert voor haar regelingen eigen registers zoals het 'Centraal Kwaliteit Register Dierenartsen' (CKRD) en geconsolideerde Stichting Paard voor de Erkende Paardendierenarts en Keuringsdierenarts Paard waarvan de registers zijn ondergebracht bij de commerciele partij PE-veterinair onderdeel van dierenartsencoöperatie Dactari. Met uitzondering van een controle op gevolgde nascholing worden CKRD-geregistreerden en/of KNMvD-leden niet op het handelen overeenkomstig haar 'veterinaire veldnormen' beoordeeld. De toezegging is wel bij de start geuit (Tweede Kamerbrief 25 november 2011 dierziektebeleid kamerstuk 29 683 nr 106). Momenteel is er derhalve geen enkel inzicht in de werkbaarheid, toetsbaarheid, naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de KNMvD eigen 'veterinaire veldnormen'. ‘Breed gedeeld’ zoals KNMvD haar bepalingen veelal aankondigt wil niet zeggen ‘breed gedragen’ en geenszins ‘algemeen verbindend’ voor de gehele beroepsgroep. Ook geuitte 'duidelijkheden' door Dactari PE-veterinair betekenen geen feitelijkheid dan wel waarheid wat betreft de systematiek voor accrediatie en het vastleggen van Continuous Professional Development. 

 

Wat KNMvD 'veterinaire veldnormen' betreft volgt het CPD de aanpak in de humane gezondheidszorg waar voor huisartsen het Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG) de richtlijnen opstelt en daarnaast belangenbehartigers voor huisartsen actief zijn zoals de Landelijke Huisartsen Vereniging en de Landelijke Vereniging voor Praktijkhoudende Huisartsen. Analoog aan humaan levert het CPD sinds 1 januari 2017 geen inbreng meer op KNMvD 'veterinaire veldnormen'. Ingaan op een verzoek om consultatie betekent immers coöptatie en commitment aan de uitkomst. Inhoudelijke inbreng leveren blokkeert daarmee de mogelijkheid voor het CPD om practici vanuit een onafhankelijke positie bij te staan. Overigens is de overheid wat betreft de 'KNMvD Code voor de Dierenarts' waarvan de richtlijnen onderdeel uitmaken duidelijk. In het artikel 'de "Veterinary Statutory Body" (VSB) in Nederland' (Tijdschrift voor Diergeneeskunde december 2014, jaargang 139, nr. 12, pagina 9-11) geeft de overheid bij monde van de toenmalige Chief Veterinary Officer, tevens de door de minister aangewezen klachtenambtenaar voor het veterinaire tuchtrecht, aan dat de 'KNMvD Code voor de Dierenarts' alleen van toepassing is op leden van de KNMvD. Daarin ligt de bevestiging dat de KNMvD-veterinaire veldnormen in het particuliere stelsel zijn onder te brengen. KNMvD geeft in de nieuwe versie van haar 'code' d.d. 2 juni 2022 dat zelf aan: klik hier. Met de lancering van het KNMvD strategie plan 2021-2025 lijken de 'richtlijnen voor veterinair handelen' en de systematiek van tot stand komen ervan nog geen voltooid verleden tijd. Dat geldt eveneens voor verenigingsstatements waarbij wordt geventileerd dat die 'breed zijn gedeeld' zoals het whitepaper 'paardendierenarts en paardenwelzijn' maar feitelijk betrekking hebben op eigen leden en niet als algemeen verbindend voor de gehele beroepsgroep kunnen en mogen worden beschouwd. Het KNMvD-strategieplan geeft aan dat de komende periode inspanningen geleverd gaan worden om KNMvD-leden en CKRD-geregistreerden te committeren aan haar eigen 'KNMvD-veterinaire veldnormen'. De uitkomsten van dat proces kan input geven voor een beoordeling of ‘eisen’ werkbaar, toetsbaar, naleefbaar en handhaafbaar zijn en wat het draagvlak ervoor is.   

 

Ook kunnen in de voedselketen als onderdeel van het particuliere stelsel via leveringsvoorwaarden eisen door de afnemer worden opgelegd aan de leverancier van dieren en producten en daarmee via de veehouder eisen aan de diensten van dierenartsen opleggen zoals in de zuivelketen bijvoorbeeld KoeMonitor in leveringsvoorwaarden voor melkveehouders wordt gehanteerd.

 

Goede Veterinaire Praktijk

De definitie 'Goede Veterinaire Praktijk' is in het periodieke bestuurlijke overleg SGD - CPD - KNMvD op 18 augustus 2021 als volgt vastgesteld:  ​​​​​​​

 

Onder GVP wordt verstaan: 'de professionele diergeneeskundige dienstverlening volgens de principes van One Health, met aandacht voor: 

  • de gezondheid en het welzijn van het dier;
  • zoönosen, voedselveiligheid en andere risico’s voor de volksgezondheid; en
  • mogelijke ongewenste effecten van diergeneeskundig handelen op het milieu.

 

De dierenarts voert de diergeneeskundige dienstverlening zorgvuldig, volledig, inzichtelijk, borgbaar en toetsbaar uit op basis van de nationale en Europese wettelijke bepalingen en in lijn met het actuele kennisniveau betreffende de diergeneeskundige dienstverlening voor de individuele diersoort en/of de individuele patiënt. 

 

De dierenarts is zich bewust van haar/zijn sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid bij de diergeneeskundige dienstverlening en onderhoudt een respectvolle en vertrouwensvolle relatie met de eigenaren van dieren en collegae in de zorg voor het dier.’


Hiermee bestaat op nationaal niveau over de definitie voor GVP duidelijkheid met betrekking tot het benoemen van de vijf publieke belangen 'diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid en milieu'. Met het vaststellen van de definitie kan KNMvD verder met haar interne proces wat betreft haar eigen 'veterinaire veldnormen' voor leden en het proces van de 'Code voor de dierenarts', 'KNMvD richtlijnen voor veterinair handelen', whitepapers etc. waar dierenartsen zich op vrijwillige basis aan kunnen committeren door inschrijving in het CKRD of het lidmaatschap van de KNMvD. 

 

Wat betreft het nationale veterinaire antibioticumbeleid loopt er een traject dit onpartijdig en onafhankelijk te positioneren waarbij de uitgangspunten zich richten op adviezen van EMA/AMEG: de indeling voor verstandig en verantwoord gebruik van antibiotica bij dieren van 9 juli 2020 waaraan het assessment van Committee for Medicinal Products for Veterinary use (CVMP) en Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) van 19 december 2019 ten grondslag ligt. Het CPD heeft het initiatief genomen voor de adviezen in de vorm van Standard Operating Procedures en waar het nuttig is de prakticus bij te staan met 'beslisondersteuners' (leidraad voor advies waarin opgenomen de wettelijke uitgangspunten en gangbare praktijk). 

 

Voor de Nederlandse practicus betekent de vastgestelde definitie voor GVP m.b.t. de punten borgbare en toetsbare dienstverlening:

  • dat naar officiële controle instanties, zoals bijvoorbeeld NVWA / ANVS verantwoording kan worden afgelegd over het handelen ten opzichte van het wettelijke kader; 
  • dat de geregistreerde Geborgde Dierenarts of GDN-dierenarts verantwoording kan afleggen aan de controlerende instelling waarmee SGD respectievelijk IKB-Nederland als regelingenhouder voor haar regelingen een overeenkomst heeft gesloten;
  • verenigingen of coöperaties van dierenartsen voor eigen leden en eigen regelingen en daaraan gekoppelde of uitbestede registers zoals het KNMvD-CKRD bij PE-veterinair van Dactari, een eigen verantwoordelijkheid hebben.

 

Belangenbehartiging

Het CPD richt zich op de belangen van practici en praktijken, het werkbaar houden van het vak én de rechtsbescherming van de practicus.  

Het CPD biedt practici de ruimte om vanuit een onafhankelijke positie lobby te voeren, waar nodig invloed uit te oefenen of relevante acties te ondernemen. (Ont-)regelen gaat aan (de-)regulering vooraf en omgekeerd: DON'T JUST FOLLOW US, JOIN US