Zoönose in het vizier
Ook gelezen: ‘Zoönose in het vizier’? Een aanrader voor ieder dierenarts. Het is een uitnodiging voor dialoog. Vast te stellen valt dat media er met betrekking tot praktiserende dierenartsen onderdelen uitlichten. Laatst meldde een wetenschapper mij dat in opdracht van ministeries ‘wekkerpublicaties’ worden gemaakt. Nu, dat is weer gelukt. Een van de punten die media eruit lichten is de uitspraak van de expertgroep zoönose over haar zorg met betrekking tot de afhankelijke positie van de dierenarts. Bij het melden van dierziekten/zoönosen zou dit kunnen leiden tot vertragingen omdat de practicus niet graag een veehouder als klant verliest. Als grond voor die zorg verwijst de expertgroep naar de zienswijze van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) uit 2009: ‘zichtbaar beter: de rol van de dierenarts voor het algemeen belang’. Klopt die grond nog? Of betreft het inmiddels een feitenloze veronderstelling? Bij het lezen kwam als eerste ‘nertsen & COVID’ bij mij op waar het betrokken practici waren die de noodklok luidde. Is de zorg van de expertgroep overtrokken? Klopt de afhankelijkheidsveronderstelling en het aan de bel trekken in het geval van een zoönose waarbij niet alleen het dier maar ook de houder en naasten, de practicus zelf en de omgeving risico’s lopen? Om bij het woordgebruik in het rapport te blijven: de uitspraak draagt niet bij aan ‘vertrouwen’ en ‘community engagement’. Wat zien we wel: veterinair studenten worden al jaren gepokt en gemazeld in ‘zoönosegeletterdheid’, sinds 2005 is de studievereniging ‘Hygieia’ voor mens en dier bijzonder actief en wordt in de opleiding veel tijd en energie gestopt in de onafhankelijke professionele houding. Ook is vast te stellen dat voor landbouwhuisdieren invulling is gegeven aan het genoemde advies van de RDA voor een erkennings- en certificeringsregeling met kwaliteitseisen gericht op de relatie dierenarts-veehouder. De constatering van de expertgroep dat in de democratische besluitvorming geen wettelijk verplichting voor het volgen van nascholing voor dierenartsen is vastgelegd klopt. Over het vermeende verschil van mening binnen de beroepsgroep dierenartsen over 'Continuing Professional Development' (CPD) zit de expertgroep ernaast. Tussen de beroepsvereniging voor dierenartsen KNMvD en de belangenvereniging voor practici het Collectief Praktiserende Dierenartsen (CPD) bestaat, op grond van de uitgangspunten van de Federation of Veterinarians of Europe, géén verschil van mening. Vanaf haar start staat ‘CPD vóór CPD’. Daarbij is tevens vast te stellen dat nascholing ook onderdeel uitmaakt van de regelingen voor de geborgde dierenarts. Als het gaat om kennis, klankbord- en berichtenservice Vetinf@ct, signalering, early warning, monitoring en bestrijding hebben we in Nederland een systeem dat uitstekend functioneert en waarin permanent wordt geleerd en verbeterd. De oproep om nu aan de hand van ‘Disease X’ in het huidige sociaal maatschappelijke klimaat ten opzichte van dieren en met de (on-)voorspelbaarheid van menselijk gedrag aan de slag te gaan met de toekomstige aanpak van dierziekte/zoönose is een prima oproep. Op basis van de nieuwe verordening diergezondheidsbewaking (Animal Health Regulation) en de verordening officiële controle en andere officiële activiteiten (Official Control Regulation) wordt momenteel intensief overleg gevoerd over de rol van de practicus en gedelegeerde officiële taken. Daarin helpt framing niet maar het maakt wel iedereen wakker. Hugo de Groot CPD algemeen secretaris info@cpd-online.nl